door Leo Frijda

Adriano Sofri schreef Kafkas elektrische Strassenbahn, Wie die Verwandlung verwandelt wurde – ein philologischer Krimi, in 2019 uitgegeven door Verlag Klaus Wagenbach. Het oorspronkelijk in het Italiaans geschreven boek is vertaald door Annette Kopetzki. Deze titel trok mijn aandacht omdat in 2015 mijn columns over Kafka zijn gebundeld met als titel Op het balkon van de elektrische tram.  In mijn boek vermeldde ik dat de familie Kafka in 1911 op de bovenverdieping van het huis Zum Schiff woonde met uitzicht op de Čechbrücke. Over die brug was een trambaan aangelegd. De daarover rijdende tram werd indertijd ook kortweg ‘die Elektrische’ genoemd. Op 4 oktober van dat jaar noteert Kafka in zijn dagboeken:
Der von der unten fahrenden Elektrischen an die Decke emporgeworfene Glanz fährt weisslich, schleierhaft und mechanisch stockend die eine Wand und Decke, in der Kante gebrochen, entlang.

Die dagboekaantekening is echter uitgebreider dan dit citaat en Kafka merkt daarin (enkele zinnen eerder) ook nog het volgende op:
Die von dem elektrischen Licht auf der Strasse und Brücke unten auf die Wände und die Decke geworfenen Lichter und Schatten sind ungeordnet zum Teil verdorben einander überdeckend und schwer zu überprüfen.

Eind 1915 (hoewel op de omslag 1916 staat) kwam bij Kurt Wolff Verlag Die Verwandlung uit, het verhaal dat oktober 1915 al in het maandblad Die weissen Blätter was afgedrukt. Kafka schreef Die Verwandlung toen hij nog in het huis Zum Schiff woonde. In het begin van hoofdstuk 2 van dit verhaal komt deze zin voor:
Der Schein der elektrischen Strassenlampen lag bleich hier und da auf der Zimmerdecke und auf den höheren Teilen der Möbel, aber unten bei Gregor war es finster.

Sofri was het opgevallen dat in een tweetalige editie van Die Verwandlung weliswaar in het Duits de hiervoor geciteerde zin staat maar de Italiaanse vertaling merkwaardig genoeg anders luidt. Daarin staat niet ‘het schijnsel van de elektrische straatlantaarns’ maar ‘het schijnsel van de elektrische tram’. Sofri gaat dat na en ontdekt dat niet alleen in bedoelde Italiaanse vertaling maar ook in andere vertalingen sprake is van het schijnsel van de tram en niet van de straatlantaarns. Die zoektocht levert nog meer vragen op, zoals de mogelijkheid van door vertalers gepleegd plagiaat. Vooral een aan J.L. Borges toegeschreven vertaling is door Sofri tegen het licht gehouden. Maar dit terzijde.

Tussen de door Sofri gevonden vertalingen met een tram in plaats van straatlantaarns staat ook de al in 1938 gemaakte Nederlandse vertaling van de hand van Nini Brunt, in 1944 uitgegeven in de reeks Genivs. Ook daarover schreef ik eerder in Op het balkon van de elektrische tram. Ik had toen over het hoofd gezien dat in die vertaling sprake is van ‘het schijnsel van de elektrische tram’ en niet van ‘het schijnsel van de elektrische straatlantaarns’ zoals in de latere vertaling van Nini Brunt (zie bijvoorbeeld Franz Kafka, Een hongerkunstenaar en andere verhalen). Achterin de uitgave uit 1944 staat een verwijzing die dit bij nader inzien opheldert:
Deze novelle is geschreven in november 1912. De eerste uitgave verscheen in 1917 als nummer 22/23 der Bücherei Der jüngste Tag bij Kurt Wolff Verlag te Leipzig.

De eerste druk van Die Verwandlung verscheen echter al in 1915/1916. De handgeschreven versie is bovendien bewaard gebleven en bevindt zich in Oxford (Bodleian Library). Daarin en ook in de eerste druk staat ‘elektrische Strassenlampen’. In de Kritische Ausgabe, Apparatband Drucke zu Lebzeiten, kan worden nagelezen hoe het verder is gegaan. Kort gezegd verscheen al spoedig na 1915/1916 een nieuwe uitgave van Die Verwandlung, waarschijnlijk tussen september en november 1918, echter met de vermelding van het jaartal 1917. Die uitgave heeft Nini Brunt voor haar vertaling uit 1938 gebruikt en daarin staat inderdaad ‘der Schein der elektrischen Strassenbahn’ in plaats van ‘der Schein der elektrischen Strassenlampen’.

De bezorgers van de Kritische Ausgabe hebben nauwelijks enige twijfel: de veranderingen in de uitgave van 1917/1918 zijn niet van de hand van Kafka.
Ein Vergleich der Abweichungen zwischen der ersten und der zweiten Auflage zeigt, dass die erste zwar als Vorlage gedient hat, vor allem die relativ grosse Zahl von Satzfehlern und die sehr wahrscheinlich auf Eingriffe eines Lektors zurückzuführenden Veränderungen (…) sprechen aber gegen eine Beteiligung Kafkas an diesem Druck.
Sofri echter is er niet zonder meer van overtuigd dat een lector ‘Strassenlampen’ heeft veranderd in ‘Strassenbahn’ en dat dit geheel buiten Kafka om is gebeurd. Al geeft hij wel toe dat het woordje ‘lag’ eerder op statische straatlantaarns dan op een rijdende tram lijkt te wijzen. Aan de hand van andere teksten van Kafka beargumenteert Sofri dat de wijziging van straatlantaarns in tram wellicht toch aan Kafka zelf kan worden toegeschreven. Een belangrijke rol speelt de hiervoor aangehaalde dagboeknotitie van 4 oktober 1911 waarin zowel de straatlantaarns als de tram voorkomen en het daarom goed mogelijk is, aldus Sofri, dat Kafka in tweede instantie de voorkeur heeft gegeven aan het schijnsel van de elektrische tram. Bovendien verwijst Sofri naar de briefwisseling met Felice Bauer uit de periode dat Kafka Die Verwandlung schreef en waarin sprake is van een door Felice geschreven ‘Brief aus der Elektrischen’. Sofri is ter plaatse gaan kijken. Dat heb ik enkele jaren geleden ook gedaan. Het helpt niet want het huis Zum Schiff is afgebroken. Proefondervindelijk zal dan ook moeilijk meer kunnen worden nagegaan hoe het licht van de lantaarns of van de voorbijrijdende tram in de door Kafka bewoonde kamer kan hebben gevallen.
Sofri, die een deel van zijn leven in gevangenschap heeft doorgebracht, had behoefte om aan zijn betoog een persoonlijk aspect toe te voegen, een ‘Nachtrag’ noemt hij het: de voorbijrijdende tram die zijn licht langs de muren van een kamer werpt, laat iets zien van het gelukkige leven buiten de ruimte waarin men opgesloten zit. Aan het einde van Die Verwandlung rijden de ouders van Gregor Samsa en hun dochter met de elektrische tram naar buiten de stad, ‘ins Freie’. In deze tijd van door een virus opgedrongen quarantaine een beeld dat mij wel aansprak. Kafka, meent Sofri, als ‘Experte für Hausarrest’.

Ian McEwan schreef een novelle met als titel De kakkerlak. De vertaling is van Rien Verhoef en op de omslag staat de tekening die ook op de eerste druk van Die Verwandlung uit 1915 is afgedrukt. Die tekening is van de hand van Ottomar Starke wat De Harmonie, de uitgever van De kakkerlak, niet heeft vermeld. De Engelse uitgave met als titel The Cockroach heeft een andere omslag en daarop staat een kakkerlak afgebeeld. Kafka had zijn uitgever, Kurt Wolff, uitdrukkelijk gevraagd het dier, een Ungeziefer, niet af te beelden. Voor de novelle van McEwan die met zoveel woorden om een kakkerlak draait, vervalt dat bezwaar. De gebruikelijke Engelse vertaling van Ungeziefer is ook niet a cockroach maar ‘a monstrous verminous bug’.

In zijn nawoord verwijst McEwan naar het verhaal van Kafka ‘met een buiging van erkenning’ en in het begin van de novelle herkent men nog Die Verwandlung maar na enige bladzijden houdt dat al op. En dat is het dan. Met Kafka en diens verhaal Die Verwandlung heeft De kakkerlak weinig van doen. De kakkerlak van McEwan wordt een mens, net als het dier (met dekschilden) in Samsa verliefd, het verhaal van Haruki Murakami. De gedaantewisseling bij McEwan is bovendien tijdelijk. Diens kakkerlak blijft een kakkerlak, ook al neemt hij gedurende enige tijd de menselijke gedaante aan van de premier van Engeland.

De kakkerlak is een persiflage op de Brexit en in zijn nawoord laat McEwan over zijn standpunt geen misverstand bestaan. Hij noemt de Brexit ‘de meest zinloze en masochistische ambitie (…) die in geschiedenis van deze eilanden ooit is verzonnen’. De enige mogelijkheid lijkt dan, meent McEwan, ‘spot en de droevige troost van het gelach’. In die visie is de novelle opgezet. Om de ‘zelfvernietende onzinnigheid van de Brexit’ aan te tonen’, komt McEwan, ik gebruik zijn eigen woorden, op het ‘lachwekkende verzinsel van het retournisme’ of ‘de omgekeerde geldomloop’. Wie iets koopt, krijgt daarvoor geld en wie werkt, moet daarvoor in geld betalen. In een interview in het dagblad Trouw zei McEwan daarover dat hij ‘op zoek was naar iets dat net zo verbijsterend dom was als de Brexit’ waaraan hij toevoegt: ‘ik vrees dat ik daarin niet ben geslaagd’. Ik geef hem gelijk.

Leo Frijda (30-3-2020)